Plenair Martens bij behandeling Pakket Belastingplan 2024



Verslag van de vergadering van 11 december 2023 (2023/2024 nr. 11)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.23 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Dat klopt: ik spreek vandaag mede namens OPNL. De eerste gedachte die bij mij opkwam na de vorige spreker, is dat ik het maar als een groot compliment moet beschouwen dat links ten grondslag ligt aan alles wat er in dit land gebeurt na zoveel jaren oppositie. Er werd mij overigens bezworen, met bewijs op het scherm, dat de Nissan X-Trail e-POWER toch echt de beste trekauto van Nederland was. Dat vooraf.

Ik dank de staatssecretaris voor zijn uitgebreide beantwoording van de vele schriftelijke vragen. En ik wil vanaf deze plek de heer Heijnen nogmaals feliciteren met zijn enorm knowledgeable maidenspeech.

Goed. Zeventien wetten; het is al gezegd. En dankzij een vraag van de heer Omtzigt hierover weet ik dat het 1.746 pagina's zijn. Ik kan begrijpen dat vele Kamerleden benoemen dat dit een nogal erg grote berg wetsvoorstellen is. Het helpt ook niet dat er nog 65 amendementen bovenop komen. Ik ga daarover zeker niemand de maat nemen, want dit is hoe het in de breedte loopt, maar we kunnen het met de vorige sprekers eens zijn dat dit een hele kwetsbare manier van wetgeving maken is. Ik wil dit benaderen vanuit de rol van de Eerste Kamer en ik kom hier met een aantal punten nog op terug.

Waarom is dit kwetsbaar? Uit de schriftelijke beantwoording in de Tweede Kamer kwam al naar voren dat de overheid reeds 10,8 miljard euro belastinggeld heeft uitgegeven aan hersteloperaties. Als ik dan het nachtwerk zie, dan kan ik me soms niet aan de indruk onttrekken dat dit, als we daar niet voor oppassen, deels ook weer de hersteloperaties van de toekomst zijn. Uit de uitvoeringstoetsen die de staatssecretaris met ons heeft gedeeld, komt naar voren dat sommige amendementen niet goed uitvoerbaar zijn. Ik wil daar graag een vraag over stellen. Op 8 november heeft de staatssecretaris een brief gestuurd met een overzicht. Daarin worden twee amendementen op het Belastingplan, van mevrouw Van Dijk en van de heer Omtzigt, aangeduid met een rood vlaggetje of iets dergelijks. Denkt de staatssecretaris dat hij deze wetsvoorstellen zoals ze zijn geworden, werkende weg kan repareren of ontstaat er dan een probleem waarop wij nu, vanuit onze verantwoordelijkheid, zouden moeten acteren? Hoe loopt dat met onuitvoerbare punten? Het ging onder andere over de bedrijfsopvolgingsregeling.

Voorzitter. Dit verhaal van "het is te veel" wordt hier jaarlijks gehouden. We moeten daar wellicht ook niet in blijven hangen, maar we moeten er wel een paar lessen voor de toekomst uit trekken. Het leidt tot politiek fragiele wetgeving wanneer fiscaal beleid slechts rust op een smalle meerderheid, die verdwijnt wanneer een coalitie ten val komt. Dat bleek dus nu. Fiscale wetgeving die zo essentieel voor het bedrijfsleven en huishoudens in Nederland is, zou waar mogelijk op bredere parlementaire steun moeten kunnen rekenen dan de helft plus één. Dat leidt tot stabiliteit en tot een betrouwbare overheid. Een les die wij hieruit trekken is dus om partijen buiten de coalitie om te consulteren om tot meer stabiele en breder gedragen wetgeving te komen en te leren van bijvoorbeeld Denemarken, waar parlementaire akkoorden worden gesloten op losse onderwerpen of groepen onderwerpen.

Dan heb ik de vraag om het meer behapbaar te maken. Welke opdeling van het bredere pakket zoals we dat nu hebben, is denkbaar om tot een meer behapbare behandeling te komen? Het viel mij op dat er blokken zijn met de bewindspersonen van Sociale Zaken, Klimaat en Energie en voor de algemeen fiscale maatregelen met de staatssecretaris die hier zit. Is zo'n type opknippen logisch en zinvol, of is een andere denkrichting meer nuttig? In de tweede termijn overweegt mijn fractie, samen met een aantal andere fracties, een motie in te dienen die oproept tot een meerjarige fiscale wetgevingsagenda, die zo lang loopt als voorgenomen hervormingen en die zo de parlementaire behandeldruk spreidt over de jaren en die spreidt door het voorjaarsmoment ook te benutten voor fiscale wetgeving die, zoals benoemd, niet sterk samenhangt met de rijksbegroting of koopkrachtmaatregelen die in het najaar passen. Ik moet daarbij zeggen dat de staatssecretaris vele goede initiatieven heeft genomen in het opknippen van wetgeving en ook in het inzicht geven in welke jaren grote trajecten aan de orde zijn. Dat zien wij dus zeker en dat waarderen wij ook. Wij willen daarop voortbouwen.

Het tweede blokje dat ik wil behandelen, gaat over de fossiele subsidies. Niet windmolens draaien op subsidie, maar olie blijkt wel op subsidie te branden als ik de nieuwste cijfers zie. Noem het belastingkorting of fossiele fiscale regelingen: ik til niet zo zwaar aan het woord. Waar het volgens mij om gaat is het stimuleren van zaken waarvan we toch wel breed erkennen dat die afgebouwd zouden moeten worden. Ook dat wil ik benaderen vanuit de rol van de Eerste Kamer. Ik wil eerst graag ingaan op de tegenwerping die ik vaak hoor, namelijk dat het schadelijk zou zijn voor de economie om fossiele subsidies af te bouwen. Het tegendeel is zelfs waar en ik zal kort ingaan op waarom.

De toekomst zal onvermijdelijk duurzaam zijn. Wanneer wij het Nederlandse bedrijfsleven te veel en meer dan nodig is beschutten voor veranderingen die in de wereld optreden, dan creëren wij economische kasplantjes. Bovendien is het zo dat investeringen in verduurzaming pas worden gedaan wanneer zij financieel renderen. Anders zou het onzakelijk zijn en krijg je het niet aan je aandeelhouders verkocht. Wanneer wij de werkelijke kosten van CO2-vervuiling wegmasseren met tientallen miljarden aan subsidies, dan zorgen wij ervoor dat ons bedrijfsleven niet weerbaar is tegen deze onvermijdelijke toekomst.

Natuurlijk moet de snelheid van de aanpassingen realistisch zijn. Ik zou niet anders zeggen, maar de realiteit is dat er voor veruit de meeste fossiele subsidies op dit moment nog geen afbouwpad is. Het is dus andersom: het gaat niet te snel, want er gebeurt op veel punten helemaal niks. Het is dan ook goed dat de wetsvoorstellen over de glastuinbouw en de klimaatmaatregelen voor industrie en elektriciteit er liggen, ook al is het afbouwpad bij amendement verlengd, want pas als er zekerheid is over dit soort maatregelen komen investeringen los. We hebben hierover nog wel een aantal kritische vragen, die wij meewegen in ons uiteindelijke stemgedrag.

Is bij de glastuinbouw overwogen om het oorspronkelijke pad te volgen en om extra bij te dragen aan het maken van de transitie? Nu lijkt het alsof de druk eraf gaat om de sector meer toekomstbestendig te maken. Overigens is het al een enorm innovatieve sector. Ik lees in de tweede set schriftelijke antwoorden dat het maar de vraag is of het verlengde afbouwpad voldoet aan Europese regelgeving. Ik vraag de staatssecretaris om in te gaan op de vraag wat er gebeurt als dat inderdaad niet zo blijkt te zijn. Hebben we dan een probleem en, zo ja, waar vallen we dan op terug?

Een andere vraag met betrekking tot de mineralogische industrie. De regering stelt dat de energiekosten hierdoor 20% stijgen en de totale bedrijfskosten met 0,9%. Dat lijkt heel bescheiden. De sector stelt in haar informatie, die vermoedelijk met ons allemaal is gedeeld, dat dit enorme onderschattingen zijn en dat er nog geen verduurzamingsmogelijkheden zijn voor het bakken van tegels, bakstenen en dergelijke. Hoe zit het nu met die kostenstijging en is er op redelijke termijn handelingsperspectief of niet? Heeft de sector voldoende toegang tot subsidies voor deze innovatie? Zijn de kostenstijgingen dusdanig dat de industrie zal vertrekken of is het te dragen? De schriftelijke antwoorden gaan hier wel op in, maar ik zou graag willen dat de staatssecretaris daar nog scherper op ingaat.

Een andere vraag. Hoe zit het met de voortgang op de motie-Kröger, die oproept tot scenario's voor het afbouwen van de verschillende fossiele subsidies? Dat zou voor het kerstreces komen en dat moment nadert met rasse schreden. Ik wil graag antwoord op die vraag, maar ook de toezegging dat er voor het bedrijfsleven een kenbaar afbouwpad komt voor alle fossiele regelingen, zodat de industrie weet waar ze aan toe is en kan investeren op de manier die ik net heb geschetst. Het is dan wel goed om juist vanuit de sociaaldemocratische en groene hoek nog iets dieper in te gaan op economie en marktwerking.

Het subsidiëren van industrieën moet wat ons betreft gebeuren op basis van een heldere groene industrievisie. Als je dat zonder een heldere visie doet, dan is het in veel gevallen niet welvaartsverhogend. Daar zijn een paar redenen voor. De overheid is niet bijzonder goed in het kiezen van winnaars, kijk maar naar de nota's uit de jaren negentig. Ik denk dat u dan weinig zult lezen over bijvoorbeeld de ASML's en de Adyen's, die nu zo belangrijk zijn voor het Nederlandse bedrijfsleven. Het is bovendien een feest voor lobbyisten en adviesbureaus wanneer de politiek zonder heldere strategie bepaalt welke industrieën wel of niet subsidie krijgen.

Wat nodig is, is dat we een scherp onderscheid maken tussen industrieën die na een fase van subsidiëring kunnen floreren in het duurzame Nederland van 2030 en de kleine minderheid van bedrijven die ook na zeer lange subsidiëring alleen marginaal kan overleven dankzij continue overheidssteun. Laten we nou juist op dit punt wel vertrouwen hebben in de innovatiekracht van de markt om de economie ook te ordenen en te moderniseren.

Een vraag; ik kan me voorstellen dat die ook bij de minister van EZK belandt, zoals de voorgaande spreker benoemde. Hoe is het mogelijk dat de inschatting van de omvang van deze fossiele subsidies tien keer groter bleek te zijn dan toen het kabinet daar eerder cijfers over deelde? Ik geef de minister van EZK een groot compliment voor het boven water krijgen van deze schijnbaar meer accurate cijfers, maar hij zal het met mij eens zijn dat het parlement erop moet kunnen vertrouwen dat dergelijke berekeningen in ieder geval in orde van grootte kloppen. Een factor tien ernaast zitten is dan eigenlijk te veel. Kan het kabinet mij uitleggen waarom deze berekeningen er dan zo ongelofelijk ver naast zitten? Want dat beschadigt natuurlijk het vertrouwen van het parlement maar ook van het publiek in dergelijke cijfers.

Dan wil ik graag ingaan op fiscale regelingen en belastingconstructies en internationale belastingontwijking. Onrechtvaardige en zelfs onrechtmatige fiscale constructies en trucs die vooral ten bate komen van de meest vermogende partijen, zijn de grondoorzaak van de vertrouwensbreuk die bestaat en groeit tussen het publiek en de economische en bestuurlijke top van Nederland. De "elite", zou je bij gebrek aan een beter woord kunnen zeggen. Het aangaan van belastingconstructies die evident in strijd zijn met de wet, door met name internationaal opererende bedrijven en zeer vermogende particulieren, beschouwt mijn fractie als een ernstige vorm van morele verloedering. De bestrijding hiervan is essentieel om de goede belastingmoraal in Nederland hoog te houden en een op vertrouwen gebaseerde samenleving te behouden. Ik prijs de staatssecretaris ook voor zijn inzet hierop. Het is zeker niet alleen maar slecht.

Noodzakelijk daarvoor is dat we niet alleen jaarlijks maatregelen nemen om gaten te dichten — we hebben ook weer een flink pakket voor ons liggen — maar dat wij zoeken naar een manier om een structurele verbetering hierin te bewerkstelligen. Ook ethisch leiderschap vanuit de regering op dit punt is dan noodzakelijk. Onze visie op wat een rechtvaardige belastingheffing is, is die van een balans tussen de lasten op arbeidsinkomen en de lasten op vermogen, en het belasten, niet subsidiëren, van de vervuiler. Welbeschouwd zijn er zelfs betere argumenten voor een lagere belastingdruk op arbeid, maar laten we beginnen met het meer gelijktrekken daarvan.

De staatssecretaris haalt 90% van de taakstelling voor de aanpak van belastingconstructies en fiscale regelingen. Volgens mij is dat hartstikke goed. Ook dat verdient een compliment. Maar het is niet op voorhand altijd duidelijk in hoeverre regelingen en in het bijzonder constructies goed aangepakt kunnen worden. Toch vind ik het op gronden van gevoelslogica wel raar dat de back-up voor deze taakstelling dan de inkomensbelasting is. De aanpak van constructies is in mijn ogen juist bedoeld om de belastingdruk voor werkende mensen op de langere termijn naar beneden te brengen, gezien de scheefgroei tussen de belastingdruk op arbeidsinkomen en aan de andere kant vermogen en winst. Dat deze operatie dan resulteert in een verhoging van de inkomensbelasting is onbegrijpelijk voor mensen en slecht voor het draagvlak voor de belastingheffing.

Een vraag daarover. Belastingconstructies en fiscale regelingen, waaronder toch ook hele reguliere zaken zoals het lage btw-tarief op groente en fruit, zijn in mijn ogen twee toch wel erg verschillende zaken. Wij zouden daarom ook voorstander zijn van twee losse doelstellingen daarvoor. Kan de staatssecretaris nog een keer uitleggen waarom deze twee zaken dan toch in één taakstelling zitten?

Een tweede vraag. Kan de staatssecretaris uitleggen waarom hij hiervoor heeft gekozen? Een hogere vermogens- of winstbelasting past toch veel beter bij constructies dan een verhoging van de inkomensbelasting? Ik druk me even wat onduidelijk uit, maar ik hoop dat ik zo duidelijk ben.

Belastingconstructies die evident in strijd met de wet zijn, zouden niet om een wetswijziging hoeven vragen. Dat heb ik al genoemd. De Belastingdienst zou dergelijke constructies moeten kunnen afwijzen. Ik heb hier schriftelijke vragen over gesteld. De staatssecretaris heeft die uitgebreid beantwoord; ook daarvoor dank. Ik begrijp dat het erg lastig is om een sterk beroep op het rechtsbeginsel misbruik van recht te doen, maar de vraag is hoe we dan voorkomen dat onder de fiscale radar van de Belastingdienst steeds opnieuw belastingconstructies ontstaan die vervolgens in een eindeloos kat-en-muisspel moeten worden bestreden, waarbij mijn gevoel is dat de publieke kant van dit verhaal toch op een achterstand staat tegenover de adviessector. De strijd tegen belastingontwijking moet dus slimmer gevoerd worden en vraagt om een systeem- of mentaliteitsverandering.

Ten eerste is mijn fractie van mening dat het vak van belastingadviseur gereguleerd zou moeten worden als beschermd beroep met toevoeging van tuchtrecht. Het tweede punt is dat de binnendringing van de wetenschap door de advieswereld bestreden zou moeten worden. Het is domweg niet goed dat zoveel hoogleraren verbonden zijn aan adviesbureaus of zoveel leerstoelen worden bekostigd vanuit sectoren die een belang hebben bij de uitkomsten daarvan. De echt onafhankelijke hoogleraar belastingrecht kan helaas op de lijst met bedreigde diersoorten.

Ik heb daar een vraag over. Begrijp ik goed dat het in algemene zin klopt dat belastingadviseurs die bijvoorbeeld de dividendstrippingmethode hebben geadviseerd, een illegale praktijk als ik het goed begrijp, daar persoonlijk geen strafrechtelijke of financiële gevolgen of wat dan ook van ondervinden in de uitoefening van hun beroep? Is de staatssecretaris het met me eens dat het voor de moraliteit van een sector bevorderend is, wanneer er gevolgen kleven aan het adviseren van onethisch gedrag?

Mijn tweede vraag gaat over de hoogleraren. Er is al jaren, minstens vijftien jaar voor zover ik kan terugvinden, aandacht voor dat het zorgelijk is dat zo'n groot percentage hoogleraren belastingrecht, fiscaliteit en dergelijke niet onafhankelijk is. Waar staat de aanpak hiertegen inmiddels? Wanneer is dit opgelost? Of staan we hier over vijftien jaar nog steeds met hetzelfde verhaal? Ik lees dat er een register komt voor hoe leerstoelen zijn gefinancierd, maar met een register normaliseren we het misschien alleen maar verder. Hoe lossen we dit op?

Dan ga ik over op internationale rapporten. Kort gezegd komt vanuit de regering het beeld naar voren dat Nederland voortvarend bezig is met het bestrijden van internationale belastingontwijking. Nu zie ik de inzet, maar recente rapporten zoals van het global tax evasion network en international tax justice schetsen toch een heel ander beeld. Ik wil nu niet ingaan op alle losse punten daarvan. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris bekend is met die rapporten. Ik wil hem de hamvraag stellen via u, voorzitter: is de mate van belastingontwijking in Nederland nu teruggebracht naar een internationaal acceptabel niveau of moet ons land helaas nog steeds worden gezien als een draaischijf van belastingontwijkende geldstromen? Kan de staatssecretaris toezeggen een kabinetsreactie te geven op beide rapporten? Ik heb gelezen dat het kabinet al gedeeltelijk heeft gereageerd in de recente brief hierover, maar dat was toch nog erg partieel.

Dan wil ik graag nog specifiek ingaan op de Wet minimumbelasting. Ook hier dank voor de uitgebreide antwoorden. De staatssecretaris antwoordt dat Nederland inderdaad vanaf 2026 gaat bijheffen over onderbelaste Amerikaanse winsten van Amerikaanse multinationals, dat wil zeggen winsten die lager belast zijn dan tegen het effectieve tarief van 15%. Helemaal geen hoog tarief, zou ik haast nog durven zeggen. In 2026 loopt de tijdelijke veiligehavenmaatregel af die speciaal in OESO-verband is getroffen voor de Verenigde Staten. De veiligehavenmaatregel houdt in dat andere landen, waaronder Nederland, niet mogen bijheffen over de onderbelaste winst in een land dat ten minste een statutair tarief heeft van 20%. Dat hebben de Verenigde Staten. Wij juichen toe dat de regering in de antwoorden duidelijk heeft gemaakt te gaan bijheffen, maar wij vrezen ook dat de OESO wellicht slappe knieën heeft en voorafgaand aan de afloop van de veiligehavenmaatregel in 2026 weer een nieuwe dergelijke maatregel zal treffen voor de Verenigde Staten. Als de Verenigde Staten als belangrijk en groot land — laten we dat erkennen — een speciale behandeling blijven krijgen, dan wordt de minimumbelasting uitgehold. Dan brokkelt het internationale draagvlak af en willen ook andere landen straks dergelijke maatregelen. Het einde kan dan zoek zijn. Een vraag daarover. Kan de staatssecretaris toezeggen dat Nederland in OESO-verband de druk op de ketel blijft houden om Amerika niet langer dan nu het geval is te vrijwaren van de minimumbelasting?

Voorzitter. Dan kom ik bij mijn laatste blokje. De complexiteit van het stelsel moet teruggebracht worden. Daar hoor ik eigenlijk alle sprekers tot nu toe over als ik goed heb geluisterd. In onze ogen is de grondoorzaak van deze complexiteit, en de reden dat er jaarlijks zo'n berg wetgeving ligt met allemaal knopjes en dwarsverbanden, dat dat complexe geheel ieder jaar geactualiseerd moet worden. Voor mijn fractie is de marsroute naar eenvoud simpel: het gelijker belasten van inkomen uit arbeid en inkomen uit vermogen en winst draagt de potentie voor een enorme versimpeling in zich. Wellicht moet dat niet met een big bang, maar met een weg van geleidelijkheid, stap voor stap. Waarom moeten wij dan versimpelen? Daar zijn in essentie twee redenen voor. Complexe wetgeving is niet alleen een enorm gedoe voor bedrijven en huishoudens en een bron van onzekerheid. Complexe wetgeving en de veelheid aan jaarlijkse aanpassingen zijn ook een feest voor lobby- en adviesbureaus. De deelbelangen worden dan uitstekend vertegenwoordigd, maar wie komt er op voor de gewone belastingbetaler? Dat zijn dan wellicht senatoren die hier 2.000 pagina's aan wetgeving op hun zolderkamer moeten bestuderen.

De tweede reden waarom versimpeling noodzakelijk is, is dat het letterlijk ontlasten van de werknemer noodzakelijk is om van het toeslagencircus af te komen. Dat de werkende Nederlander te weinig overhoudt om van te leven, is de hele reden waarom toeslagen noodzakelijk zijn en is ook een grondoorzaak voor de hoge marginale druk. Ik denk niet dat het goed mogelijk is om dit op te lossen wanneer we blijven werken met zulke grote toeslagen. Ik heb hier ook een vraag over. Ik heb de staatssecretaris het doel van versimpeling, zoals dat ook in het regeerakkoord staat, horen onderschrijven, maar ook hier wil ik graag een hamvraag stellen: is er in dit fiscale jaar, wanneer we onder de streep kijken, een toename van de eenvoud of toch weer een toename van de complexiteit? Ik heb het nu niet meegenomen, maar wanneer ik naar de stapel printwerk kijk die in mijn studeerkamer voor mij ligt, krijg ik toch de indruk dat de complexiteit is toegenomen. Als het antwoord in dit beleidsarme demissionaire jaar negatief is, hoe kunnen we dan zorgen dat dat ooit gaat lukken? Of blijft dat dan een fata morgana die steeds blijft verdwijnen naarmate we dichterbij komen?

Dan nog een wat concreter punt naar aanleiding van de nieuwe eerste schijf in de energiebelasting. Het kabinet wijst er op diverse plekken op dat het vanwege de bestaande blokverwarming moeilijk is om een tariefsverlaging in de nieuw geïntroduceerde eerste schijf voor huishoudens te realiseren. Als ik het goed begrijp, moet er een forfaitaire teruggaveregeling gemaakt worden voor de 40.000 tot 70.000 aansluitingen die daarin zitten. We schijnen niet precies te weten hoeveel dat er zijn; dat is nou net het punt. De Nederlandse woningcorporaties, die hier vermoedelijk veel mee te maken hebben, wijzen erop dat een register voor blokverwarming noodzakelijk is om een oplossing voor deze huishoudens te realiseren die effectiever is dan de huidige oplossing, waarbij aansluitingsgerechtigden — ik gebruik een woord waarvan ik niet helemaal weet of dat klopt — zichzelf moeten melden om belastingteruggave of wat dan ook in die eerste schijf te krijgen. Kan het kabinet toezeggen te onderzoeken of zo'n register er zou moeten komen?

Dank, voorzitter. Ik ben aan het einde van mijn bijdrage gekomen.

De voorzitter:

Maar niet voordat er nog een interruptie is van de heer Schalk van de SGP.

De heer Schalk i (SGP):

Het doet mij natuurlijk deugd dat mijn collega spreekt over moraal, ethiek en dergelijke. In het verleden discussieerde ik heel vaak met collega Crone. Hoe groter zijn gezin werd qua aantal kleinkinderen en dergelijke hoe meer we het erover eens werden dat er een probleem was voor eenverdieners. Heeft ook deze collega daar oog voor en op welke manier kunnen we dat aanpakken, zeker op het punt van de marginale druk, waar we het net over hadden?

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Dat is een terechte vraag. In een eerdere interruptie wees u erop dat er voor bepaalde groepen een marginale druk van 90% is. Ik denk dat niemand in Nederland dat aanvaardt als een logische situatie. Daar kunnen wel een aantal dingen over gezegd worden. In de eerste plaats hangt dit in mijn ogen — als ik me daar niet in vergis; het kabinet kan daarop ingaan — essentieel samen met het feit dat wij werken met toeslagen. Waarom werken wij met toeslagen? Omdat Nederlandse huishoudens die fulltime werken, zoals de eenverdieners, waar u voor op de bres staat, niet rond kunnen komen van het inkomen dat zij daarmee overhouden. Dat is een groot maatschappelijk probleem. Het is er in de eerste plaats een gevolg van dat de primaire inkomens, dus wat mensen meenemen van hun werkgever, te laag zijn. In de tweede plaats is de belastingheffing op arbeidsinkomen te hoog. Anders zouden mensen daarvan wel rond kunnen komen in een markteconomie, waarin we toch leven, zou je zeggen. Volgens mij moeten wij dus naar die twee fundamentele zaken kijken als we dit op willen lossen, omdat wij anders ook op dit punt met een doelstelling te maken hebben die we uiteindelijk niet gaan bereiken — ik gebruikte net het woord fata morgana — zolang we niet van die toeslagen af komen. Het is een lang antwoord; ik hoop dat u mij daar nog in kon volgen.

De voorzitter:

Duidelijk. Een vervolgvraag van de heer Schalk, kort graag.

De heer Schalk (SGP):

Ik zal het kort houden, voorzitter. Dank aan collega Martens voor dit eerste antwoord. Maar nu even heel concreet. Ik heb dit voorbeeld wel vaker gebruikt, maar u staat hier voor het eerst. Bij een inkomen van €40.000, waar tweeverdieners goed van kunnen rondkomen, betalen eenverdieners gewoon tien keer zo veel belasting. Die betalen tien keer zo veel belasting.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Schalk (SGP):

De vraag is: is dat eerlijk? Het komt ongetwijfeld door de manier waarop we met toeslagen en dergelijke omgaan, maar hier verdienen mensen gewoon wel voldoende geld. Alleen moeten ze heel zwaar belasting betalen, omdat ze bestraft worden omdat ze niet …

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Schalk (SGP):

… de arbeidsmarkt opgaan. Wat vindt de heer Martens daarvan?

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Ik ben het met de vraagsteller eens dat dat het rechtvaardigheidsgevoel tart, maar ik blijf erbij dat dat opgelost moet worden via de twee punten die ik benoem, omdat ik denk dat wij anders in een jaarlijkse cyclus van repareren komen. Dan staan we hier jaar na jaar op dezelfde manier en dan is het misschien geen 90% maar 88%. U snapt wat ik bedoel.

De heer Bovens i (CDA):

Eerst een compliment voor het feit dat u nog alles uitprint op de zolderkamer. Dat vind ik toch geweldig. Ik zie het ook helemaal voor me, zeker bij dit Belastingplan. Maar ik wilde nog een vraag stellen over uw eerste zin. U zei dat u ook spreekt namens de fractie van OPNL en ik vroeg me even af of er ook door de fractie van OPNL een aantal punten zijn meegegeven voor dit debat. U bent namelijk niet ingegaan op zaken rond bijvoorbeeld de grensproblematiek of de verschillen tussen de regio's in Nederland. Misschien komt dat in tweede termijn terug, maar ik zou wel willen weten wat u daarvan vindt, dus van de opmerkingen over bijvoorbeeld het verschil in behandeling aan beide zijden van de grens en de accijnsverhogingen. Ik ben zelf een belastingontwijker; ik wil dat even toegeven. Mea culpa, mea culpa. Ik heb zonet weer meer dan €10 verdiend doordat ik in België ben gaan tanken, en dat zullen er heel veel met mij doen in Maastricht, want het was een hele lange file voor de pomp. Het is daar nu €1,57, terwijl de goedkoopste in Nederland €1,86 is.

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk, meneer Bovens. Ik wil de heer Martens het woord geven.

De heer Bovens (CDA):

Het gaat mij dus om dit soort verschillen, en ik wil graag vragen wat de OPNL-bijdrage aan uw bijdrage was.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Ik voel me er niet comfortabel bij om inzicht te geven in het vooroverleg dat wij hebben gehad en in wie welke punten heeft ingediend, maar ik begrijp dat dat gevraagd wordt om het over de grenseffecten te kunnen hebben. Dat is iets wat in onze ogen altijd meegenomen moet worden bij het vaststellen van accijnzen en dergelijke. Het geldt eigenlijk ook voor de btw, waar we het verder niet over hebben vandaag. Ik volg de discussie daarover dus met veel belangstelling. Ik woon zelf in Groningen, zoals u wellicht weet, en daar speelt dat ook wel in enige mate. Persoonlijk heb ik daar ook het gevoel bij dat we dat genuanceerd moeten bekijken, want het gebeurt natuurlijk de ene keer aan onze kant van de grens en de andere keer aan de andere kant van de grens. Een slimme pomphouder heeft dus twee benzinepompen: eentje aan de ene kant en eentje aan de andere kant van de grens. Dat voorbeeld wordt vaak gebruikt. Het hoort er ook een beetje bij. De spreker van Volt, de heer Hartog, benoemde het ook: hoe moeten we daar dan mee omgaan? Uiteindelijk hou je een verschil, tenzij wij ons in het geheel besluiten te conformeren aan Duitse wetgeving, iets wat misschien naar voren kwam uit de bijdrage van de PVV. Maar dat verlies aan soevereiniteit ziet mijn fractie op dit moment toch nog niet zitten.

De voorzitter:

Dank u wel. Wij gaan om 18.00 uur richting de dinerpauze, maar voor die tijd zou ik nog een laatste spreker aan het woord willen laten. De eerste spreker in de sprekersvolgorde is de heer Van Rooijen van 50PLUS, maar de heer Van Rooijen heeft maximaal 50 minuten aangevraagd. Niet 50-plus minuten dus, maar 50 minuten. Ik zou dus willen voorstellen, met instemming van de heer Van Rooijen, dat de heer Hartog van Volt voor een korte bijdrage nog tot aan de dinerpauze het woord voert. Dan gaan we om 18.00 uur naar de dinerpauze. Het woord is aan de heer Hartog van Volt. Nee, ik zie eerst een reactie van de heer Van Rooijen, 50PLUS.

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Ik gun alle collega's op tijd de maaltijd — dat geldt ook voor mijzelf — maar ik had dit wel graag even van tevoren van u gehoord. Ik had er namelijk op gerekend het nu nog tot 18.30 uur te kunnen doen.

De voorzitter:

Ik had begrepen dat het met uw instemming was, maar dan is de boodschap verkeerd geweest. Excuses. Als u het goedvindt, wil ik de heer Hartog wel het woord geven tot 18.00 uur. Met enige aarzeling dan toch de heer Hartog van Volt.